Kinderachtig


Als kind was er van alles wonderlijk. Het schoolplein was enorm, patat van goud, en logeren bij oma een toverwereld op onvoorstelbare afstand. Met verzonnen vliegtuigen vloog ik eindeloos vijanden achterna over kledingravijnen, de prullenbak en macaroni-dorpen in m'n kamer. Onderaan de trap, ver buiten m'n belevingsveld, luisterden vader en moeder naar de in eigenaardige taal gehulde monologen.
Ik herinner me de woeste rivier aan energie die onophoudelijk stroomde. Alles was speelgoed; je creëerde een universum en naadloos maakte je daar zelf deel van uit. De rest bestond niet; er was geen rest. Diep gefascineerd met woordloze dingen. Het vel was wit. Overal plek, open ruimte, om mee te doen wat je wil. Of om te worden wat je erin ziet. Magisch.

Fantasie vloeide oneindig in kleurige vormen en rijke beelden. Fantasie. Wat interessant dat je dat woord vele jaren later zo’n andere connotatie toebedeelt, afdoet als iets achterhaald of inferieur.
Een overweldigend gevoel van onoverwinnelijkheid. Ik weet het nog goed. Je gaat snel. Lekkere kriebels. Niets kon je stoppen. De wereld hield niet op bij het woord aardbol. ALLES was wereld. Ontdekking na ontdekking, je wereld aan je voeten. Eens in de zoveel tijd kwam je er iemand tegen. “Daar kom je láter wel achter” leken ze te mompelen. En “Wacht maar”. 
Kinderrichtingen zijn kneedbaar en in elke lonkt avontuur. ‘Leuk’ is motief. En dus is ‘leuk’ de weg en de uitkomst. Wat je kiest is altijd verrassend. 

Ik kijk achterom. En kan me bijna niet aan de indruk onttrekken dat het door de tijd heen steeds stroperiger is gaan aanvoelen. De lege plekken werden allemaal bezet. De lijntjes zijn ingevuld. Er lijkt zelfs geen wit vel meer. Het doet voorspelbaar aan. Stroef. Almaar meer moeite. Het kost. ’t Is meer solide, robuust, vast. Serieus. Steeds kleiner en voller en zwaarder oogt de wereld, die niet meer helemaal van mij is, maar van belangrijke mannen en systemen. 

Kom, terug. Ben kind. Petertje. Overtuigd van alles, en niet van iets. Je bent ergens mee bezig. Er klinkt geluid. Je kijkt op en hop, je gaat erop af. Direct. Zonder ooit om te kijken. De bezigheid dat vorige ogenblik in één klap uit je wezen. Spoorloos. Nooit bestaan.

Een legoblokje was een voerbak, een stuiver de zon. Niets sprak voor zich, en dat was vanzelfsprekend. Je had van grenzen geen notie, alles was imposant. En simpel, want complicatie komt niet voor. Als kind heb je geen idee van vrijheid, dus ben je vrij. Geweldig! Maar misschien kom ik daar láter nog wel achter.

Reacties