Bij rood licht: verplaatsen
Een rood verkeerslicht. Plek met potentie. Je bent er zelden alleen. En
toch hangt er nooit een echt ‘wij-gevoel’.
Ik ben er eens op gaan letten. ‘Voor rood’ vind ik mezelf vaak ploegend
door een dikke waas van speculatieve gedachten over m’n bestemming, en waarom het nooit groen is. Of in een
donkere tunnel vol ‘ik-me-mijn’ verhaallijnen. Het voelt er nooit fris en
levendig. En plots rijdt het weer.
Mijn rood-licht-verkwisting loopt parallel met al het nare nieuws, dat maar
niet ophoudt, dat maar niet los laat. Als ik er niet in slaag degene te zien die naast me staat te
wachten voor hetzelfde verkeerslicht, dan kom ik op de momenten dat er heel wat
meer op het spel staat, in plaats van medemensen ook alsmaar meer (in de weg staande) vreemdelingen
tegen. Niet in de moskee of op tv, maar voor m'n eigen rode licht begint het.
De proef ben ik op de som gaan nemen. Middelbare leeftijd, in lichtgrijs pak, een
blauw met groene tas aan een haakje bij het stuur. Met z’n vingers tikt hij een
vlug ritme op z’n knie, z'n blik wat starend. Is gespannen misschien. Voor het verkeerslicht laat
ik m’n blik rusten op de man op de scooter naast me. Niet om gedragstheorieën
over die man te ontwikkelen, noch met aanpapintenties voor nieuwe
vriendschappen. Maar om me te openen voor de mogelijkheid, wie weet zelfs
waarschijnlijkheid, dat ook hij ergens naartoe onderweg is, een vrouw en
misschien kinderen heeft, deel uitmaakt van een unieke kring van vrienden en collega’s,
doelen en ambities kent, op voldoening uit is en nare ervaringen uit de weg
gaat. Dat er mensen en dingen zijn waarvan deze man veel weet en waarom hij
veel geeft, en andere zaken die hem vreemd zijn.
Foto: Chloé Marchal |
In de rij voor de kassa ben je evenmin ooit alleen. Ik kijk haar in het bleke, guitige gezicht. Met wisselend doch veelbelovend resultaat probeer ik mezelf en anderen ook tussen de winkelwagens te behoeden voor de
stoïcijnse, ijdele en onverschillige neigingen en trekjes die me ervan weerhouden me te
verplaatsen in bijvoorbeeld de gymschoenen van het het meisje in de rij naast me. En me te
realiseren dat ook zij deel uitmaakt van een huishouden, kookvoorkeuren heeft, en net als
ik geweldig blij kan worden van een glimlach. Dat ze de winkel zo uit zal lopen,
haar ongeëvenaarde weg voortzet, en ik misschien nooit weer een kans krijg om naar
haar te glimlachen.
Ik merk dat zulke uitstapjes uit de eigen bubbel, die reisjes naar de belevingscosmos van anderen, zo divers en toch verdacht veel overeenkomsten vertonend met die wereld waarin ik mij bevind, effectief kunnen wapenen tegen intolerantie en de verstikkende en polariserende consequenties
van zelfingenomenheid. Daar verandert de obscure vreemde in een gewaardeerde
bekende, en de aard van het gesprek van verdelend en verdedigend naar begripvol
en constructief. Dat is méér dan ik van een rood licht had durven vragen.
Reacties
Een reactie posten