Het probleem van het niet

Het had van alles kunnen zijn. Het had ijskoud kunnen zijn, het had halfzijdige verlamming kunnen zijn, het had onenigheid kunnen zijn, of herrie. Het had een knellende schoen kunnen zijn, verbroken relatie, een verloren klant. De mogelijkheden die een dag, een mens, een moment, in zich draagt, zijn onvoorstelbaar divers en talrijk.

Maar hoe weet je de afwezigheid van een belemmering? Je kunt het niet aanwezig zijn van iets, niet waarnemen. Ons systeem werkt niet in termen van ‘nee’, ‘niet’ of ‘geen’; het heeft geen mogelijkheid een ontkenning of schaarste te meten. Het functioneert op basis van wat is.


Dus hoe waardeer ik m’n gezondheid? Hoe merk ik de balans van de samenleving waarin ik nu leef? Hoe wordt de waarde van vrede zichtbaar? Hoe geniet ik van stilte? Hoe kan ik dát zien wat er al is vóórdat de pleuris uitbreekt? Hier is een voorstel:

Door nu, op het moment dat ze je nog niet overvallen hebben, contact te maken met die mogelijke beknellingen, ongemakken en grenzen. Door de focus op de eigen doelen te ontspannen, en je af en toe heel helder en in detail een situatie voor te stellen waarin het goed mis is. Door aandachtig te luisteren naar de buurvrouw die in scheiding ligt, en goed te kijken naar je neef in z’n rolstoel.  Niet uit medelijden, maar met je diepste, oprechte interesse in die wereld. Door soms eens na te gaan op hoeveel manieren je huidige situatie in het honderd kan lopen, en hoe onwaarschijnlijk het eigenlijk is dat dit niet al het geval is. De manieren waarop we zelf op elk moment beperkt kunnen raken in ons geluk zijn in overvloed vertegenwoordigd door hen om ons heen, en toch nemen we nagenoeg nooit de serieuze moeite om daar ons voordeel mee te doen.

Needless to say: that’s a hell of a thing to do! Het is tien keer meer verleidelijk om weg te zappen, dan om in te tunen op de beelden van de hongersnood, en een moeilijk te verdragen gevoel toe te staan. Het is zacht gezegd ‘niet gebruikelijk’ om ervoor te kiezen tijd door te brengen bij het sterfbed van je tante (ten koste van dat concert, of die avond met de voeten op de bank), en je in alle levendigheid voor te stellen hoe het is als je voorgoed afscheid moet nemen van familie en vrienden.

Maar in het vrijwillig toegestane zicht van wat er allemaal zou kunnen zijn, groeit er een herkenning van je eigen natuur. Realisatie van wie of wat je volledige potentieel is, vraagt om de houding andermans pijn en misère te beschouwen als die van jezelf. Het argument “ik heb al genoeg aan m’n eigen sores” vergroot niet je capaciteit om op te merken waar gezondheid en vreugde zich bevinden. Ze verkleint haar juist. Vrijheid is er al. Je hoeft haar in zekere zin alleen nog maar te leren herkennen. 


Reacties