De Brug

Van wijlen rabbi Edwin Friedman is de waanzinnige fabel “The Bridge”. Ze zette scherp. Een vertaling bleek er verbazingwekkend genoeg niet, en met veel schik boetseerde ik onderstaande versie in het Nederlands. Vind onderaan wat van het stof dat opwaaide.


De Brug

Er was een man die veel had nagedacht over wat hij wilde van het leven. Hij had geëxperimenteerd met veel verschillende manieren van bestaan, en had daarbij zowel succes als mislukking gekend. Uiteindelijk kreeg hij duidelijk voor ogen wat hij wilde.

Naarstig zocht hij naar de juiste gelegenheid. Soms kwam hij dichtbij, en dreef dan weer af. Vaak gebruikte hij al zijn krachten en voorstellingsvermogens, maar vond de weg vervolgens hopeloos versperd. En toen, eindelijk, was het daar. Maar de kans zou niet wachten. Ze zou beschikbaar zijn voor slechts een korte tijd. En als duidelijk werd dat de man niet toegewijd was, zou de kans zich nooit meer voordoen.

Gretig om er te geraken, ging de man onderweg. Met elke stap wilde hij vlugger gaan; elke keer dat hij aan z’n doel dacht, ging z’n hart sneller kloppen; met elk beeld van wat er in het verschiet lag, vond hij hernieuwde energie. Kracht die hij sinds z’n jeugd niet meer had gekend, kwam terug, en allerlei verlangens ontwaakten als na een lange winterslaap.

Zich zo voortspoedend kwam hij aan bij een brug door het midden van een stad. De brug hing hoog boven een gevaarlijke, snel stromende rivier. Nadat hij begonnen was met oversteken merkte hij dat er iemand uit tegenovergestelde richting kwam. Terwijl ze elkaar naderden, leek het alsof de ander kwam om hem te begroeten. Hoewel de vreemde bijna gelijk aan hem gekleed ging, kon de man duidelijk zien dat hij de ander niet kende. Nog verder genaderd, zag hij dat die ander een lang touw om z’n middel had gewikkeld.

Eenmaal binnen handbereik zei de vreemde: “Pardon, zou je zo vriendelijk willen zijn om dit uiteinde even vast te houden?” Verrast door dit beleefd geformuleerde, maar vreemde verzoek, stemde de man zonder na te denken in, strekte z’n hand uit, en pakte het aan.


“Dank je,” zei de ander, en hij vervolgde: “twee handen nu, en onthoud: stevig vasthouden.” Waarop hij van de brug sprong. 

Binnen mum van tijd had z’n lichaam de lengte van het touw afgelegd en voelde de man op de brug een abrupte ruk. Instinctief hield hij stevig vast en bijna werd hij over de rand getrokken. Hij slaagde er echter in zichzelf schrap te zetten tegen de rand en keek, na op adem te zijn gekomen, neer op de bungelende man, half buiten zinnen.

“Wat probeer je te doen?” schreeuwde hij. “Gewoon stevig vasthouden” zei de ander.


Dit is belachelijk” dacht de man en hij begon te proberen de ander binnen te halen. Maar dat kon hij niet bolwerken. Het was alsof de gewicht van de vreemde en de lengte van het touw zorgvuldig waren berekend zodat ze samen een tegenwicht vormden dat voor de man net te machtig was om veilig terug te brengen.

“Waarom heb je dit gedaan?” riep de man uit. 
“Onthoud,” zei de ander, “dat als je loslaat, ik er ben geweest.” 
“Maar ik kan je niet omhoog trekken.” schreeuwde de man. 
“Ik ben jouw verantwoordelijkheid.” zei de ander
“Daar heb ik anders niet om gevraagd.” zei de man. 
“Als je loslaat, ben ik verloren.” herhaalde de ander.

Hij begon om zich heen te kijken voor hulp. Maar er was niemand. Hoe lang zou hij moeten wachten? Waarom overkwam hem dit juist nu, terwijl hij op de drempel stond van groot succes? Hij inspecteerde de zijkant van de brug, zoekend naar een mogelijkheid om het touw vast te knopen. Misschien een gat in het plaatwerk, of ergens een haak. Maar de brug was ongewoon gaaf van vorm, er was geen plek te bekennen. Er was geen manier om van z’n plotselinge ballast bevrijd te raken, zelfs niet voor even.

“Wat wil je?” vroeg hij de ander daar beneden hangend. “Slechts jouw hulp.” antwoorde die.

“Hoe kan ik helpen? Ik kan je niet omhoog hijsen, en er is geen plek om het touw aan te knopen zodat ik hulp kan gaan halen.”

“Weet ik. Hou gewoon vol, dat is genoeg. Knoop het touw om je middel, dat is makkelijker.” Bang dat z’n armen het niet veel langer zouden houden, knoopte de man het touw om z’n middel.

“Waarom doe je dit?” vroeg hij weer. “Zie je dan niet wat je gedaan hebt? Welk doel zou je hier in hemelsnaam mee voor ogen kunnen hebben?” “Onthoud gewoon:” zei de ander, “mijn leven is in jouw handen.”

Wat moest hij doen? “Als ik loslaat, zal ik m’n hele leven weten dat ik die ander dood heb laten gaan. Als ik blijf, riskeer ik de vervulling van m’n eigen lang en vurig verlangde droom. Welke beslissing ook, het zal me voor altijd achtervolgen.” Vol ironie dacht hij eraan zelf te sterven; om met het touw in z’n handen pardoes van de brug te springen. “Dat zou ‘m leren, die gek.” Maar hij wilde leven, en wel ten volle. “Wat een keuze moet ik maken; hoe kan ik ooit beslissen?”

De tijd ging voorbij en er kwam nog steeds niemand. Het kritieke moment van besluiten kwam naderbij. Om z’n toewijding naar z’n eigen doelen te tonen, zou hij z’n reis nu moeten vervolgen. Het was al bijna te laat om nog op tijd te arriveren. Maar wat een verschrikkelijke keus om te moeten maken.

Een nieuwe gedachte deed zich aan hem voor. Hoewel hij de ander niet volledig op eigen kracht kon binnen halen, zouden ze het samen kunnen redden als de ander het touw stukje bij beetje zou inkorten door het om zich heen te wikkelen. Eigenlijk zou de ander het zo helemaal zelf kunnen, zolang hij, op de brug, stevig en stil bleef staan.

“Luister,” riep hij naar beneden. “ik denk dat ik weet hoe je te redden.” En hij legde z’n plan uit.

Maar de ander was niet geïnteresseerd.

“Bedoel je dat je niet helpt? Maar ik heb je gezegd dat ik je niet zelf op kan trekken, en ik denk ook niet dat ik nog veel langer vol kan houden.”

"Je moet het proberen.” schreeuwde de ander terug in tranen. “Als jij valt, sterf ik.”

Het moment van beslissen was daar. Wat moest hij doen? “Mijn leven of het zijne?” En toen was er een nieuw idee. Een revelatie. Zo nieuw, ketters leek het eigenlijk, zo vreemd was het ten opzichte van z’n gewoonlijke manier van denken.

“Ik wil dat je goed naar me luistert,” zei hij, “omdat ik meen wat ik ga zeggen. Ik zal de positie van de keuze voor jouw leven niet accepteren, maar alleen die voor mezelf. De positie van keus voor jouw leven geef ik hiermee terug aan jou.”


“Wat bedoel je?” vroeg de ander, angstig. 

“Ik bedoel eenvoudigweg: het is aan jou. Jij beslist op welke manier dit eindigt. Ik word het tegenwicht. Jij doet het werk en trekt jezelf omhoog. Ik zal zelfs een beetje meetrekken hierboven.” Hij begon het touw van z’n middel los te maken en zette zich nogmaals schrap tegen de zijkant.


“Je kunt niet menen wat je zegt,” krijste de ander. “Zo zelfzuchtig zou je nooit zijn. Ik ben jouw verantwoordelijkheid. Wat zou er zo belangrijk kunnen zijn dat je er iemand voor zou laten doodgaan? Doe me dit niet aan.”

Hij wachtte een paar momenten. Er was geen verandering in de spanning van het touw. “Ik accepteer je keuze.” zei hij tenslotte, en bevrijdde z’n handen.


(Vertaald van “The Bridge”, uit: Friedman’s Fables, copyright 1990, The Guilford Press)


Nu ik de laatste zinnen vertaal, klopt m’n hart andermaal in m’n keel, met zoveel power komt het verhaal tot leven. Herkenbare ervaringen zijn treffend weerspiegeld in een aantal van de elementen uit de anekdote, maar de bizarre ontknoping laat een prikkelende nasmaak achter. Wat heeft de rabbi willen aangeven?

In de diverse kringen waar het verhaal onderwerp van discussie is (geweest), cirkelen interpretaties die zich op het niveau van mens tot mens concentreren:
“Er komt een moment dat je inziet dat je niet iedereen kunt helpen” bijvoorbeeld, en “Soms moet je nu eenmaal voor jezelf kiezen en bedanken voor de slachtofferrol.”
Treffend voor de kracht van het verhaal is dat het méér dan eens lezers, notabene in de Christelijke gemeenschap, heeft geïnspireerd tot het beëindigen van een gestagneerd huwelijk; een stap die moed vergt, want gemakkelijk op afkeuring stuit.

Sta jij op de brug? Verlies je diepste dromen en hoogste doelen onder geen beding uit het oog. Dat dit ook tot dergelijk ‘extreme’ acties kan aansporen is voor de morele aspirant in ons aanvankelijk moeilijk te verkroppen. Kunnen spirituele ambities zo zelfzuchtig zijn? Waren we er dan niet op uit om anderen te dienen en onszelf te vergeten? Wat, volgens Friedman, is verantwoordelijkheid?

Misschien suggereert het verhaal dat je ongezonde relaties met de buitenwereld beter kunt doorsnijden. Voor mij persoonlijk spreekt het verhaal óók aan op een ander niveau. Het nodigt me uit te kijken naar de woordenwisselingen die zich van binnen afspelen. Aan wat voor limiterende vooronderstellingen van mijzelf en de wereld houd ik vast? Welk deel van m’n persoonlijkheid belet me om te groeien als mens? Wat is het verhaal dat ik mezelf continue voor houd? Met wat voor soort psychologische spelletjes houd ik mezelf voor de gek? Omdat die strubbelingen zo schijnbaar inherent zijn aan ‘mij’, zo lijkt de rabbi me te zeggen, is een heel rigoureuze oplossing, een ingrijpend loslaten nodig om te komen tot een completer persoon, een mens die zo vrij en ‘zelfstandig’ is dat hij echt van waarde kan zijn voor z’n omgeving. 

Zoveel mensen, zoveel inzichten en ideeën. Ik ben benieuwd wat jij ervan vindt. Wie durft te delen?


Reacties

  1. Dit is een beetje aparte tekst om voor te lezen als teamleider aan zijn team. Wat zou zijn boodschap zijn?

    BeantwoordenVerwijderen

Een reactie posten