Vlinder
brilliantly disguised as impossible situations.”
(Charles R.
Swindoll)
Met ongeveer vierhonderd soorten heeft het eiland
hier één van de hoogste concentraties aan vlinders ter wereld. De voorjaarlijkse
explosie van breekbare kleuren is een lust voor het oog en gemoed. Tenzij
verandering en transformatie je koud laten (maar hoe kunnen ze?), is het
grensverleggende verhaal van de vrolijke fladderaar een machtig natuurlijk
fenomeen alsook boeiend symbool voor persoonlijke groei.
Biologisch bezien is het al een waar spektakel.
Eenmaal uit het ei zet de rups het op een onbedaarlijk vreten. Na een keer of
vijf van jas te zijn gewisseld (de huid groeit of rekt niet mee met de snel
groter wordende rups) ritst het overvolle beestje zich na een aantal dagen
ondersteboven hangend in z’n laatste huid. Hoewel de pop er vanbuiten doodstil
uitziet, is van stagnatie geen sprake. Binnen ‘verteert’ de rups zichzelf; alle
weefsels lossen op en er ontstaat een soort soep. Zakjes met ‘broncodes’ voor
de diverse onderdelen van de latere vlinder, die de rups al die tijd heeft
meegedragen, voeden zich met deze proteïnerijke soep om de snelle celdeling die
nodig is voor de vorming van ogen, antennes, poten, vleugels en alle overige
organen, mogelijk te maken. Een wat soppige vlinder wurmt zich vervolgens naar
buiten, pompt bloed in de aderen van de vleugels, droogt op, oefent wat
vliegspieren en zie daar… het wonder is een feit.
En wat te denken van directe ervaring? Vóór de metamorfose
bestaat het leven uit een wat onbeholpen opstropend en uitstrekkend peuzelen
van blad, en speelt het zich af op waarschijnlijk slechts één plant. Ná de
paskamertruc staat op het menu plots nectar, is voortplanting de zin, en
brengt een gracieuze vleugelslag het hele luchtruim binnen handbereik. Zo’n enorme hoeveelheid verandering; wat voor ervaringscurve moet dat
zijn voor één wezentje! Het blijft wat gissen in hoeverre de vlinder zelf ook
een zekere ontplooiing, een toenemende vrijheid en vreugde ervaart. Maar
gelukkig is die potentie wel aan mensen toebedeeld en ik weet zeker dat als ze
het zou kunnen, de vlinder zich zou wensen dat we ons voordeel doen met haar
verhaal.
Een proces ondergaan dat je onherkenbaar
verandert. Stel je eens voor. Zó radicaal dat het is om in je broek te plassen
van angst. Als volwassene dan. Niet voor niets behoort de vlinder tot het
domein van kinderen en verliefden. Frivool, kleurig, kwetsbaar, dus onsterfelijk,
speels. Met hun glorieuze verschijning brengen vlinders (tot) leven. Als je ze
ooit in je buik hebt gehad, weet je waarover ik het heb.
Vlinder zijn willen we in zekere zin allemaal
wel. Ofwel, volledige ontpopping van onze kwaliteiten is waarvoor we kwamen, vraagteken? Crises
en schijnbaar verval zijn daar essentieel onderdeel van. En misschien is
het dan ook de rups die met noeste arbeid, onbevangen overgave en omarming van
het nieuwe onbekende, een mooi voorbeeld stelt. Ze ‘weet’ dat sputteren en
verzet vruchteloos zijn in de immer fluctuerende getijden der natuur. De rups
valt letterlijk uit elkaar, om plaats te maken voor een vervolmaakter zelf, in
alle bescheidenheid en elegantie. Bloei begint hier, in, en zelfs nog vóór, de
knop.
Reacties
Een reactie posten