Confrontatie

Het was een tijdje geleden. Meneer Chan. Benieuwd was ik naar z’n reactie. Kalm had hij geluisterd. Wat rimpels en een bril op z’n uitnodigende gelaat. Nu kwamen er woorden. Heel heldere woorden.

“Als jij op dit witte vel papier met een rode viltstift een wereldbol tekent, wat verwacht je dan te zien, meneer de filosoof? Een blauwe bol? Een groene bol?”

Er rees een vermoeden.

“Hoe kun je, half in slaap en continue emmers vol twijfel, nijd, verdeling, en verzameldrift over je wereld uitstortend, toch overvloed, genegenheid en begrip verlangen van haar? Jij die hier als een kip op je eieren zit, hopend dat er wel wat lekkers uit de bomen valt voor je. Gééf, beste jongen, voordat je eieren zachtjes onder je vandaan wegrotten. Jij bent aan zet. Zonder berekening, gééf elke dag dàt wat je van de wereld hoopt en wenst te ontvangen.”

Zo. Ik had geen vragen meer. Van onder de deuken die het zelfbeeld daar opliep klonk een zacht bedankje.


Reacties